stop start Lancia Delta 2015 Instructieboek (in Dutch)

Page 23 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO21
1
Geavanceerd ESP-systeem (geel)
Wanneer de contacts leutel naar MAR wordt ge-
draaid, gaat het lampje branden, maar dit moet
na enkele s econden doven. Als het lampje niet uit
gaat of blijft branden samen met de led op de knop A SR
tijdens het rijden, neem dan contact op met het Lancia
S ervicenetwerk. Bij s ommige versies vers chijnt een s pe-
ciaal bericht op het di splay . Als het lampje tijdens het rij-
den gaat knipperen, betekent dir dat het Geavanceerde
E SP-systeem geactiveerd is .
Als de accu wordt lo sgekoppeld, gaat het lampje ábran-
den (en vers chijnt er een bericht op het di splay ) om aan
te geven dat het systeem weer uitgelijnd moet worden.
Om het lampje uit te s chakelen, de volgende initiali satie-
procedure uitvoeren:
❍ draai de contact sleutel naar MAR;
❍ draai het s tuurwiel zowel helemaal naar recht s als naar
links (om de s tand met de wielen recht vooruit te ver-
anderen);
❍ draai de contacts leutel naar de stand STOP en daar-
na naar MAR.
Al s het lampje
ána enkele s
econden niet uitgaat, ga dan
naar een Lancia S ervicepunt.
á
Storing Hill Holder (geel)
Het álampje gaat branden om te wijzen op
een storing in het Hill Holder-systeem. Neem
in dit geval zo s nel mogelijk contact op met
het Lancia S ervicenetwerk. Al s alternatie gaat,
bij sommige vers ies het * symbool op het di s-
play branden.
Op het dis play vers chijnt een s peciaal bericht.
á
*
Voorgloeisysteem
Dit lampje gaat branden wanneer de contact-
s leutel in de s tand MAR wordt gedraaid. het lamp-
je dooft zodra de voorgloeibougie s de van te voren inges tel-
de temperatuur hebben bereikt. Start de motor onmiddel-
lijk nadat het lampje i s gedoofd.
BELANGRIJK Bij hele hoge buitentemperaturen, kan
het lampje s lechts heel kort branden.
Storing voorgloeisysteem
Het lampje knippert om een s toring in het voorgloeisys-
teem aan te geven. Ga zo s nel mogelijk naar een Lancia
S ervicepunt.
Op het dis play vers chijnt een s peciaal bericht.
m
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 21

Page 45 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO43
1
LANCIA CODE SYSTEEM
Dit is een elektronis che startblokkering die de beveili-
ging tegen diefs talpogingen verbetert. het systeem wordt
automatis ch ingeschakeld wanneer de contact sleutel wordt
verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronis ch apparaatje dat bij
het starten een s ignaal ontvangt van een s peciale anten-
ne die in het contacts lot is ingebouwd. Dit s ignaal is
het "wachtwoord” (dat elke keer dat de auto wordt ge-
s tart wijzigt) waarmee de regeleenheid de sleutel herkent
en het s tarten van de motor vrijgeeft.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt ge start door de sleutel naar
de stand MAR te draaien, s tuurt de regeleenheid van
het Lancia CODE systeem een herkennings code naar
de motorregeleenheid om de startblokkering uit te s cha-
kelen.
Deze code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van
het Lancia CODE systeem de door de s leutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contacts leutel naar STOP wordt gedraaid,
s chakelt het Lancia CODE-systeem de functie s van
de elektronis che motorregeleenheid uit.
Als de code tijdens het starten niet correct herkend wordt,
gaat het lampje Y branden (of verschijnt het symbool op
het dis play). Draai in dat geval de s
leutel naar STOP en vervolgens naar
MAR; als de motor geblokkeer
d blijft, probeer dan nog-
maals met een van de andere sleutels . Neem contact op
met het Lancia S ervicenetwerk als de motor nog steeds
niet ges tart kan worden.
BELANGRIJK Elke s leutel heeft een specifieke code die
in de motorregeleenheid moet worden opge slagen. Neem
contact op met het Lancia S ervicenetwerk om nieuwe sleu-
tels (tot een maximum van acht sleutels ) in het geheu-
gen van het systeem op te laten s laan. Denk eraan alle
s leutels die u in uw bezit hebt mee te nemen, de CODE
card, een pers oonlijk identiteits bewijs en de autopapieren.
de codes voor sleutels die niet voor de programmering s-
procedure zijn overhandigd zullen gewis t worden om te
garanderen dat eventuele s leutels die verloren of ges to-
len zijn, niet gebruikt kunnen worden om de auto te star-
ten.
Y lampje gaat branden (of symbool verschijnt op
het display) tijdens het rijden
❍ Als het lampje Y gaat branden (of als het symbool op
het dis play vers chijnt), betekent dit dat het systeem
een zelfdiagnos e uitvoert (bijv

. bij een spanningsval).
❍ Als het lampje Y blijft branden (of het symbool blijft
weergegeven op het di splay ), neem dan contact op met
het Lancia Servicenetwerk.
Krachtige stoten kunnen de elektronische
componenten in de sleutel beschadigen.
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 43

Page 51 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO49
1
BELANGRIJK de startblokkering wordt gegarandeerd
door de Lancia CODE die deze functie automati sch in-
s chakelt wanneer de s leutel uit het contacts lot wordt ge-
nomen.
INSCHAKELEN VAN het ALARM
Richt, bij ges loten portieren, laadruimte en motorkap en
met de s leutel in de s tand STOP of verwijderd, de sleutel
met de afs tandsbediening naar het voertuig en druk op
de toets
Áen laat deze weer lo s.
Met uitzondering van s ommige marktuitvoeringen, klinkt
er een geluidssignaal (piep) en kunnen de portieren ver-
grendeld worden.
Het ins chakelen van het alarm wordt voorafgegaan door
een zelfdiagnos efase: als er een fout wordt vas tgesteld, klinkt
er een nieuw geluid ssignaal en verschijnt er een bericht op
het dis play (zie hoofds tuk “Lampjes en berichten”).
S chakel in dit geval het alarm uit door op
Ë, te drukken,
controleer of alle portieren, de motorkap en de achterklep
goed ges loten zijn en schakel het alarm weer in door op
de toets
Áte drukken.
Als een portier of de motorkap niet goed ge sloten is , wor-
den ze niet door het alarm systeem gecontroleerd.
Wanneer zelfs bij goed gesloten portieren, motorkap en
achterklep het geluidssignaal klinkt, dan is er een sto-
ring in de werking van het systeem. Neem contact op met
het Lancia S ervicenetwerk. BELANGRIJK Als
de portieren centraal vergrendeld wor-
den met de metalen baard van de sleutel, wordt het alarm
niet inges chakeld.
BELANGRIJK de werking van het dief stalalarm kan per
land vers chillen.
UITSCHAKELEN VAN het ALARM
Druk op toet s
Ëop de s leutel met afs tandsbediening.
Het volgende gebeurt (uitgezonderd enkele marktuitvoe-
ringen):
❍ de richtingaanwijzer s knipperen twee maal kort;
❍ er klinken twee korte geluid ssignalen (“PIEP”);
❍ de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Al s de portieren centraal ontgrendeld
worden met de metalen baard van de s leutel wordt
het alarm niet uitges chakeld.
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 49

Page 53 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO51
1
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 verschillende standen worden ge-
draaid, fig. 19:
❍ STOP: motor uit, s leutel kan verwijderd worden, stuur
geblokkeerd. Sommige elektris che apparaten (bijv. au-
toradio, elektri sche ruitbediening enz.) kunnen blijven
werken.
❍ MAR: rijs tand. Alle elektris che apparaten kunnen wer-
ken.
❍ AVV: motor s tarten.
Het contacts lot is voorzien van een beveiliging: als de mo-
tor bij de eers te poging niet aan slaat, moet de s leutel te-
ruggedraaid worden naar de stand STOP om opnieuw te
kunnen starten. STUURSLOT
Inschakelen
Wanneer de s leutel op STOP staat, de s leutel verwijde-
ren en het s tuurwiel verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het s tuur enigszins terwijl de contacts leutel in
de stand MAR wordt gedraaid.
BELANGRIJK In s ommige parkeeroms tandigheden (bijv.:
gedraaide wielen) kan het meer moeite kos ten om
het stuurwiel te draaien en het stuurs lot te ontgrendelen.
fig. 19L0E0107m
Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto rijdt.
het stuurwiel zal blokkeren zodra eraan ge-
draaid wordt. Dit geldt ook voor auto's die
gesleept worden. het is ten strengste verboden om
after-market-werkzaamheden uit te voeren waar-
bij wijzigingen aan de stuurinrichting of de stuur-
kolom betrokken zijn (bijv.: installatie van een dief-
stalbeveiliging). Zulke werkzaamheden kunnen
de prestaties van het systeem, de garantie en de vei-
ligheid in gevaar brengen waardoor het voertuig niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 51

Page 96 of 291

94KENNISMAKING MET DE AUTO
Knelbeveiliging
Het voertuig is uitgerust met een knelbeveiliging die tij-
dens het s luiten van de voor ste zijruiten actief is .
Dit veiligheidssysteem detecteert de aanwezigheid van
een obs takel tijdens het sluiten van de ruit en grijpt in door
de slag van de ruit te s toppen en, afhankelijk van de s tand
van de ruit, om te keren. Deze voorziening i s ook nuttig
als de ruiten per ongeluk worden bediend door kinderen
die in het voertuig zitten.
De knelbeveiliging is zowel tijdens de handmatige als
de automatis che bediening van de elektri sch bediende rui-
ten actief. Wanneer de knelbeveiliging geactiveerd wordt,
wordt het s luiten van de ruit onmiddellijk ge stopt en de be-
weging omgekeerd tot de ruit helemaal geopend is . Tij-
dens de omkering van de beweging kan de ruit op geen
enkele manier bediend worden. BELANGRIJK Als
de knelbeveiliging binnen één minuut
5 keer achter elkaar ingrijpt of defect i s, wordt het auto-
matis che sluiten van de ruit verhinderd, en alleen in stap-
pen van een halve seconde toeges taan; hierbij moet
de knop los gelaten worden voor de volgende manoeuvre.
Om de juis te werking van het systeem te herstellen, moet
een van de volgende handelingen worden uitgevoerd:
❍ de motor afzetten en weer starten;
❍ de betreffende ruit volledig openen.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de s tand STOP
s taat of verwijder

d is , dan kunnen de ruiten nog ongeveer
3 minuten worden bediend. het systeem wordt echter uit-
ges chakeld al s een van de portieren wordt geopend.
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 94

Page 144 of 291

142KENNISMAKING MET DE AUTO
BERICHTEN VAN HET SYSTEEM OP HET INSTRUMENTENPANEEL
Het Magic Parkingsysteem zoekt
naar een ges chikte parkeerplaats .
Het Magic Parkingsysteem zoekt
naar een ges chikte parkeerplaats .
Het Magic Parkingsysteem zoekt
naar een ges chikte parkeerplaats .
Er is een ges chikte parkeerplek
gevonden en de po sitie is correct
om de parkeermanoeuvre te s tar-
ten. het is noodzakelijk om te
stoppen en de achteruitver snel-
ling in te s chakelen.
Achteruitver-
snelling uitscha-
kelenWanneer de Magic Parking ins chakel-
knop wordt ingedrukt, moet de ach-
teruitver snelling uitges chakeld worden
om het systeem in te s chakelen.
Raak het stuur-
wiel niet aan! De manoeuvre s taat op het punt te be-
ginnen, de bes tuurder wordt verzocht
het stuurwiel los te laten.
Raak het stuur-
wiel niet aan! Voer
de manoeuvre uitDe manoeuvre is gestart, de bes tuur-
der kan gas geven en het koppeling s-
pedaal laten opkomen (bij een hand-
ges chakelde vers nellingsbak) om
de parkeerruimte in te rijden; het Ma-
gic Parkingsysteem zal de bes turing
automatis ch beheren.
Snelheid
te hoogDe snelheid van het voertuig over-
s chrijdt de maximums nelheid die
het systeem toes taat (het bericht wordt
bij ongeveer 25 km/h tijden s het zoe-
ken weergegeven), als de snelheid ver-
der wordt opgevoerd, wordt het sys-
teem automatis ch uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sommig e berichten worden door een geluidssi gnaal verg ezeld.
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:28 Pagina 142

Page 187 of 291

STARTEN EN RIJDEN185
3
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍ zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍ draai de contactsleutel naar MAR: de lampjes
men
Yop het instrumentenpaneel gaan branden;
❍ wacht tot de lampjes
Yenmuitgaan. Hoe war-
mer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❍ trap het koppelingspedaal volledig in zonder het gas-
pedaal te bedienen;
❍ draai de contactsleutel naar AVV zodra het lampje
muitgaat. Als te lang wordt gewacht, is het werk van
de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start. BELANGRIJK Bij koude motor moet het gaspedaal vol-
ledig losgelaten zijn wanneer de contactsleutel naar AVV
wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai dan de con-
tactsleutel weer naar STOP alvorens de procedure te her-
halen. Als het lampje
Yop het instrumentenpaneel blijft
branden wanneer de contactsleutel naar MAR wordt ge-
draaid, draai dan de sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR; als het lampje blijft branden, probeer dan met de an-
dere sleutels die bij het voertuig zijn geleverd. Neem con-
tact op met het Lancia Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Als het lampje mna het starten of na lang-
durig “aanzwengelen” 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de voorgloeibou-
gies. Als de motor start kan de auto normaal ge-
bruikt worden, maar moet men zo snel mogelijk
naar een Lancia Servicepunt gaan.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 185

Page 188 of 291

186STARTEN EN RIJDEN
Probeer de motor nooit te starten door de au-
to te duwen, te slepen of van een helling af te
laten rijden. Hierdoor kan brandstof in
de katalysator terechtkomen die hierdoor onher-
stelbaar beschadigd wordt.
DE GESTARTE MOTOR OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❍ rijd langzaam weg en laat de motor bij gemiddelde toe-
rentallen draaien. Geef niet abrupt gas;
❍ verlang de eerste kilometers niet de maximale presta-
ties van de auto. Wacht tot de wijzer van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand STOP terwijl de mo-
tor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een zware rit wordt
uitgezet, moet men hem even stationair laten draaien om
hem “op adem” te laten komen. Hierdoor kan de tempe-
ratuur in de motorruimte dalen.
Even snel gas geven voordat de motor wordt
uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt brand-
stof en is, vooral voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 186

Page 192 of 291

190STARTEN EN RIJDEN
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande auto, noch
met stationair toerental noch met een hoog toerental: zo
warmt de motor veel langzamer op en nemen het verbruik
en de uitstoot van uitlaatgassen toe. het is beter om me-
teen rustig weg te rijden en hoge toerentallen te vermij-
den: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een stoplicht
stil staat of alvorens de motor af te zetten. Deze hande-
ling heeft evenals “double-clutchen” geen enkel nut en ver-
hoogt het brandstofverbruik en de vervuiling.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de verkeers- en
wegomstandigheden dit toelaten. Snel accelereren met
een lage versnelling verhoogt het brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge versnelling doet
het verbruik en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen
toenemen en veroorzaakt motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het brandstofverbruik fors
toe. Rijd dus zoveel mogelijk met een constante snelheid,
vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen
brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen. Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof en verhoogt de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen: geef geleidelijk aan gas.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur bereiken. Hierdoor
neemt zowel het brandstofverbruik (van +15% tot +30%
in stadsverkeer) als de uitstoot van schadelijke uitlaat-
gassen toe.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij filerijden waarbij voor-
al lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brandstofver-
bruik aanmerkelijk hoger zijn. Ook bochtige trajecten over
bergwegen en een slecht wegdek verhogen het brandstof-
verbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv. spoorwegovergangen) is
het raadzaam de motor af te zetten.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 190

Page 203 of 291

NOODGEVALLEN201
4
❍controleer of schakelaar C-fig. 5 voor de compressor in
stand 0 (uit) staat, start de motor, steek stekker
E-fig. 5a in het stopcontact en schakel de compressor
in door schakelaar C-fig. 5 in stand I (aan) te zetten;
❍ pomp de band op tot de juiste bandenspanning, ver-
meld in de paragraaf “Bandenspanning” in hoofdstuk
“6”, is bereikt. Voor een nauwkeuriger aflezing
de drukwaarde op de drukmeter D-fig. 5 bij uitge-
schakelde compressor controleren;
❍ als het na 5 minuten niet mogelijk is om minstens 1,
5 bar te krijgen, koppel dan de compressor van het ven-
tiel en het stopcontact af en verplaats vervolgens de au-
to ongeveer 10 meter naar voren, zodat het afdicht-
middel zich gelijkmatig in de band kan verdelen; pomp
de band vervolgens weer op;
fig. 5L0E0078mfig. 5aL0E0288m
❍als het na deze handeling na 5 minuten nog steeds niet
mogelijk is om minstens 1,8 bar te krijgen, rijd dan
niet verder omdat de band te ernstig beschadigd is en
de bandenreparatiekit niet de vereiste afdichting kan
garanderen. Neem contact op met een Lancia
Servicepunt.
❍ als de band de juiste bandenspanning, vermeld in
de paragraaf “Bandenspanning” in hoofdstuk “6”,
heeft bereikt rijd dan onmiddellijk verder;
Breng de sticker op een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats aan, om eraan te her-
inneren dat de band behandeld is met de snel-
le bandenreparatiekit. Rijd voorzichtig, met name
in bochten. Rijd niet harder dan 80 km/h.
Vermijd bruusk accelereren en remmen.
195-232 Delta NL 1ed 20/03/14 11:29 Pagina 201

Page:   1-10 11-20 next >